Woordenlijst

Woordenlijst downloaden!


WOORDENLIJST:

Acteur/Actrice: iemand die een rol/personage speelt in een film of toneelstuk.

Animatiefilms: zijn films zonder "echte" acteurs en actrices. Animatiefilms kunnen getekend zijn, kleianimatie, cut-out animatie en tegenwoordig kan men ook animatiefilms maken in “digitaal”3D.

Actiefilms: in actiefilms is het verhaal vaak net zo belangrijk als de acties van de personages zelf. Dit wil echter niet zeggen dat alle actiefilms oppervlakkig zijn. In actiefilms komen vaak stunts en special effects voor.

Cameravoering:

 1. Camera-afstand - Afstand van de camera tot datgene dat opgenomen wordt: Totaalschot, mediumshot, close-up (gezicht), extreme close-shot (neus of een oog).

2.  Camerabeweging - Bijvoorbeeld inzoomen en uitzoomen.

3.  Camerastandpunt – hoogte en richting van waaruit de camera beelden maakt: Vogelperspectief, (van bovenaf gezien. De personen lijken dan kleiner.) kikkerperspectief (van onderaf filmen. De personen lijken dan groter.) Neutraal perspectief ( De camerastand op ooghoogte).

 

Close - up: filmopnamen die van heel dichtbij gemaakt is.

Comedy: Comedyfilms zijn films die vaak als doel hebben om je te laten lachen. De films zitten ook boordevol humor en grappen.

Film Crew: alle mensen die meehelpen bij het maken van de film.

Dialoog: tekst die acteurs tegen elkaar uitspreken.

Documentaire: filmverslag van bestaande of gebeurde dingen, film die de werkelijkheid als uitgangspunt neemt.

Filmset: Plek waar de opnames plaatsvinden.

Fictie: film gebaseerd op een verzonnen verhaal(speelfilm).

Non- Fictie: film gebaseerd op feiten (documentaire).

Historische film: Historische films spelen zich vaak in de geschiedenis af, zoals de naam al zegt. Vaak gaan ze over het leven van mensen tijdens een belangrijke historische gebeurtenis of periode.

Kader: omlijsting (uitsnede) van het beeld. Wat binnen de omlijsting komt, hangt onder andere af van de afstand tot het onderwerp.

Monteren: filmshots uitzoeken en in de goede volgorde aan achterelkaar zetten/plakken.

 

Monoloog: tekst die acteur in z`n eentje uitspreekt (geen andere acteurs aanwezig)

Medium shot: opname waarin het object middelgroot is afgebeeld; bijvoorbeeld een personage vult vanaf zijn middel het beeld.

Editor: verzorgt de montage van de film.

Perspectief: hoek en positie van de camera ten opzichte van de personages en objecten:  laag gezien vanuit een kikker of hoog als vanuit een vliegende vogel (kikvors en vogelperspectief).

Première: een première is de eerste publieke uitvoering van een film.

Scenario/script: het boek (het verhaal) waarin alle scènes van de film zijn beschreven.

Scène: bepaalde gedeelde van de film, eenheid van tijd, plaats en handeling binnen een scenario.

Shot: filmopname, beeld die in één opname zijn gedraaid. In de montage worden verschillende shots achterelkaar geplakt tot één scène en uiteindelijk een film.

Statief: driepoot / voetstuk voor een camera.

Storyboard: een soort stripverhaal, reeks van tekeningen die aangeven waar de camera moet staan en hoe de scènes in beeld gebracht zullen worden.

Trailer: smaakmakend reclamefilmpje ter promotie van een nieuwe film.

Totaalshot: Bij een totaalshot wordt het onderwerp in zijn geheel in beeld genomen,

Resolutie: Wordt bepaald door het aantal horizontale en verticale pixels. De standaard voor HD-Ready is 1366 x 768. Full HD-tv’s hebben een resolutie van 1920 x 1080 en Ultra HD-tv's hebben een resolutie van 3840 x 2160.